Hoelang kunnen we dit gebruiken?
‘Hoelang kunnen we dit gebruiken?’ is een vraag die centraal staat als je denkt aan het milieu.
De vraag doet denken aan hoeveel waarde een product heeft, hoeveel schade de productie van het product meebrengt en of het dit waard is voor de periode het gebruikt kan worden.
Een belangrijke bijvraag is ook ‘hoe kan ik ervoor zorgen dat ik dit langer kan gebruiken?’ en 'Hoe maak ik optimaal gebruik van mijn bronnen?'



Een voorbeeld van een techniek die gebruikt wordt om iets zo lang als mogelijk te kunnen gebruiken is Boro. Deze methode werd gebruikt uit armoede en niet uit overweging voor het milieu. Maar heeft aspecten die evengoed toegepast zouden kunnen worden om het milieu te verbeteren.

Boro is de term die huishoudtextiel en kleding definieert die zijn gemaakt van restanten van afgedankte kleding. Het is textiel die steeds gerepareerd wordt om zo langer gebruikt te kunnen worden. Het woord Boro komt van het Japanse woord voor iets dat aan flarden ligt of gerepareerd is. Het is vaak katoen, linnen en hennepmaterialen meestal met de hand genaaid of opnieuw geweven door boeren. Om zo een materiaal te creëren die aan elkaar zijn genaaid of opnieuw geweven om zo een materiaal te creëren dat vaak uit meerdere lagen bestaat dat gebruikt wordt voor warme, praktische kleding. Arme mensen kochten een zak vol stoffenoverschotten omdat een volledig stuk stof te duur was. Deze gebruikten ze om kledingstukken mee te maken. De stof werd herbruikt als het kledingstuk te klein geworden was of werd doorgegeven op familie. Voor deze mensen was herbruiken en goed nadenken over hoelang ze een product kunnen gebruiken een noodzaak anders zouden ze vergaan van de kou.

Boro is voor mij een wild ding omdat een wild ding voor mij iets is dat leeft en steeds verandert en meeleeft met zijn functie. Bij deze objecten voel je een verhaal en een geschiedenis. Iedereen die een boro kledingstuk ziet, ziet dat er meer inzit dan een kledingstuk. Het heeft een soort inwendige schoonheid dat een modern kledingstuk uit de winkel niet kan hebben.

Boro is een techniek die je nu ook gebruikt ziet in massa geproduceerde producten om die look te herproduceren. Maar het verschil blijft duidelijk, een kledingstuk dat express met een vijl is gesleten voelt niet hetzelfde als een kledingstuk dat door gebruik is gesleten. Ookal zien beide stukken er hetzelfde uit heeft het massa geproduceerde stuk niet dezelfde innerlijke kracht als het originele Boro stuk dat uit noodzaak is gemaakt.

De maker van een echt boro kledingstuk stelt zich ten dienste van het gebruiksdoel en het materiaal dat die ter beschikking heeft. Een massa geproduceerd boro kledingstuk wordt gemaakt met de gedachte hoe kunnen we zo snel mogelijk een kledingstuk maken waar we zoveel mogelijk winst uit kunnen halen omdat de versleten look een trend is. Ze denken niet aan hoe ze zo weinig mogelijk materiaal kunnen verspillen en gaan al zeker niet de tijd nemen om draad te herbruiken uit oude kledingstukken. Nieuw draad gebruiken gaat veel sneller en is dus winstgevender. Deze intense ambacht die nodig is om een borostuk te maken vind je de dag van vandaag bijna nergens meer terug omdat het niet winstgevend is.

Ook de gebruiker van het stuk heeft een andere intentie. Iemand die nu een massa geproduceerd boro stuk koopt gaat het een jaar dragen tot het niet meer trendy is en dan beland het waarschijnlijk op het stort.
Iemand die een origineel boro stuk maakt gaat het waarschijnlijk zelf dragen en gebruikt het levenslang en daarna word het stuk waarschijnlijk doorgegeven aan de kinderen tot het zo versleten is dat het onbruikbaar is en zelfs dan zal het waarschijnlijk gewoon gerepareerd worden worden.

Heb je ooit de kans om een echt boro stuk te zien en het aan te raken zul je zonder twijfel meteen voelen hoeveel geschiedenis het stuk heeft en dat er een zwaarte zit in het stuk. Meer dan de stof zelf. Een innerlijke kracht die je verbind met de mensen die het uit noodzaak maakten en draagden. 

Een voorbeeld van een kunstenaar die werkt met Boro als techniek is Christina Kim. Ze is een Zuid-Koreaanse fashion designer en werd in India geïnspireerd om de overschotjes van stof te gebruiken. Ze vertelde de mensen die voor haar werkten om zich ook geen zorgen te maken over de markeringen die ze met potlood zetten op de stof omdat ze vond dat deze markeringen ook waarde gaven aan de stof. Het mooiste ding aan haar werk vind ze dat het communicatie is zonder woorden. Het gevoel word overgebracht zonder dat er een uitleg voor nodig is. Een prachtig werk van haar is Kaya (muggennet). Ze maakte dit muggennet door verschillende materialen zoals doorschijnende zijde en met de hand geverfde hennep te repareren, te borduren en te patchen. Vergelijkbaar met de historische stukken krijg je hier een zeer persoonlijk werk, een fysiek verslag van de tijd die nodig is om te herstellen. Het muggennet is een herinnering aan het muggennet dat haar grootmoeder in de zomer buitenzette en zo een sociale ruimte creëerde waar gans de familie in ging zitten. 

Nog een voorbeeld uit Japan van dit repareren is Kintsugi. Dit is de japanse kunst om gebroken aardewerk te repareren door de breuk te herstellen met lak vermengd met goudpoeder. De filosofie hierachter is dat de breuk en reparatie zo onderdeel word van de geschiedenis van het object en heeft niet het doel om de breuk te verbergen.

Ook dit is een techniek die nagemaakt word voor zijn mooie look en niet voor zijn geschiedenis. Massa gepoduceerde vazen met gouden lijnen op zijn misschien wel mooi maar gaan nooit hetzelfde gevoel geven als een echte Kintsugi vaas. De enige geschiedenis die deze vaas heeft is van de fabriek naar de winkel tot bij de consument. Het heeft niets individueel en elke vaas is hetzelfde en verteld niets over hoe het ooit gebruikt is geweest of hoe het ooit gevallen is. 

Een designer die ook werkt met deze gebruikssporen en imperfectie is Maarten van Severen. Hij zocht voor zijn stoelen het juiste materiaal dat een zekere indrukbaarheid heeft zodat mensen in zijn stoelen een afdruk kunnen nalaten. Hij vond ook dat zijn stoelen langer moesten kunnen bestaan dan de boom waar van ze gemaakt zijn. Hierbij dacht hij dus aan duurzaamheid en ook de vraag 'Hoelang kunnen we dit gebruiken?'
Zijn Leather Lounge Chair LL04 bestaat uit een roestvrijstalen frame waar een tuigleren huid over is gespannen. Dit leer gaat zich meer en meer vormen naar het lichaam van de gebruiker en zo laat die dus zijn sporen achter op de stoel. Ook zorgt het grote leren oppervlak er voor dat er inherent imperfecties in gaan zitten zoals littekens, vlekken en kleurverschillen. 
Dit leer start vrij licht uit van kleur maar onder invloed van zonlicht zal het verkleuren en een roodbruine kleur krijgen. De stoel zal er dus anders uit zien aan de hand van waar hij geplaatst word. 

Een modernere variant van dit hergebruiken die in België veelvoorkomend is is de tweedehandswinkel. Kleren voor een tweede keer verkopen en gebruiken zorgt er voor dat het langer gebruikt word en langer van het stort wegblijft. 
De populariteit van tweedehandswinkels is de laatste jaren erg gestegen vooral omdat de uitzonderlijke kleren die je er kunt vinden nu trendy zijn. Dit maakt ook dat merken als Primark deze look proberen te hercreëren met massa gerproduceerde kleren. Dit spreekt dan weer aan bij mensen die mee willen zijn met de trend maar ook tweedehandskleren dragen vies vinden. Gelukkig is een grote reden voor de stijging in populariteit van tweedehandskleren ook dat milieubewust zijn ook een trend is. Hergebruiken is hip en veel jonge mensen gaan ook creatief om met hun vondsten in de tweedehandswinkels. Ze repareren stuks, ze veranderen de look (maken het moderner) of passen de maat aan. Door deze aanpassingen die gemaakt worden krijgen de stuks een echt nieuw leven waarvan ook duidelijke sporen achterblijven. 
Dit zijn dingen die je natuurlijk ook altijd kunt doen met kleren die al in je kast hangen met minieme vaardigheden. Past je broek niet meer? Misschien kun je een leuke manier bedenken om hem te hergebruiken. Is een lange jurk niet meer hip? Knip hem zodat hij korter is. Zo kun je je eigen kleren ander karakter geven en een langer leven geven.

Tweedehandswinkels werden jarenlang geassocieerd met arme mensen die niet genoeg geld hadden om kleren te kopen maar nu is dit vooroordeel nog ver te zoeken. Maar de populariteit van deze winkels heeft een grote inpakt op de arme mensen die jarenlang gerekend hebben op tweedehandswinkels voor hun kleren. Door de gentrificatie van de winkels zien de winkels dat ze hun stuks duurder kunnen maken want rijkere mensen komen er winkelen en die hebben meer geld om te geven aan een tweedehandsstuk. Ook kiezen zij er de beste en mooiste stuks uit zodat er niets meer overschiet voor arme mensen. 

Planned obsolence is bijna het omgekeerde van de filosofie van Boro, Kintsugi en Maarten van Severen.
Planned obsolence oftewel geplande veroudering is het ontwerpen van een product met een kunstmatig beperkte gebruiksduur. Dat betekent dus dat ze een ontwerp maken waarvan ze weten dat het snel kapotgaat, maar voor korte duur modieus is of gemaakt is voor eenmalig gebruik. Het idee is om de vervangingscyclus te verkorten zodat er meer winst gemaakt kan worden. De consument word dus steeds verplicht om een product opniew te kopen.

Als object kan het product dat massa geproduceerd word met het idee van planned obsolence nooit een wild ding zijn.

Een goed gekend voorbeeld dat planned obsolence illustreert is de nylonkous. Nylon werd origineel gebruikt voor parachutes in het leger en daaruit kan je veronderstellen dat het een vrij stevig materiaal is. Toen Dupont de nylonkous bedacht liet hij ook wetenschappers onderzoek doen naar hoe de synthetische vezel kwetsbaarder kon gemaakt worden zodat er sneller ‘ladders’ in de nylon zouden komen. Als je bedenkt wat de originele toepassing was voor nylon is het nogal belachelijk dat een nylonkous maar een week meegaat. De consument word hierbij dus verplicht om steeds opnieuw nieuwe nylonkousen te kopen.
Deze tactiek kun je als niets meer zien dan een tactiek van een bedrijf om meer geld te verdienen.

Maar wat kun je als consument doen om niet slachtoffer te vallen aan de tactiek? Kun je onkomen aan planned obsolence?

Planned obsolence is niet nieuws en we kennen het concept in allemaal verschillende producten. Wie zien overal rondom ons hoe producten die gemaakt worden met een kortere levensduur en van mindere kwaliteit, maar het is niet onmogelijk om deze schadelijke cyclus te vermijden. Bepaalde merken prioriteren kwaliteit van hun product en de levensduur. Bij duurzame merken kopen is dus een stap in de goede richting.

Er bestaan ook oplossingen op grotere schaal zoals in de wetgeving. In Frankrijk is het bijvoorbeeld illegaal om de levensduur van een product opzettelijk te verkorten. De bedrijven die deze tactiek wel toepassen moeten een vergoeding betalen van €300.000 en twee jaar gevangenisstraf.



De vraag 'Hoelang kunnen we dit gebruiken?' is een heel toepasbare vraag bij het praten over wilde dingen omdat een groot aspect van wilde dingen ook om duurzaamheid draait. En een object dat lang gebruikt word gaat sowieso gebruikssporen bevatten die een leven op zich krijgen wat voor mij ook een wild ding is.
Daarom vind ik de vergelijking met planned obsolence ook interessant omdat het hierbij gewoon draait over "hoe kunnen we dit minder lang gebruiken en meer winst maken?". Met deze grondgedachte kun je nooit een wild ding maken ookal zou je dit wel willen namaken.
Ik vind de poging van massa producenten die een wild ding proberen namaken of het gevoel dat mensen hebben bij een wild ding proberen te reproduceren ook heel interessant. Mensen zijn dus aangetrokken door de uiterlijke look van een wild ding maar snappen niet dat deze innerlijke schoonheid ook belangrijk is en deze is niet te vinden in een nagemaakt massa geproduceerd wild ding.
Dit contrast tussen een wild ding en massa geproduceerde dingen vind ik een interessant onderwerp om te onderzoeken. En zou een massa geproduceerd ding ooit een wild ding kunnen worden en hoeveel tijd zou daar voor nodig zijn? Of wat zou daarvoor moeten gebeuren? In het geval van een massa geproduceerd product hangt het er van af wat de consument er mee doet denk ik. Hoe gaat die om met het idee van planned obsolence?






jasmijn braet
Kyoichi Tsuzuki over Boro:
" It's about how long we can use this"
boro