Citaat Boek Wilde Ding
Hilde Bouchez

Roy Sheldon en Egmont Arens geven in 1932 het boek Consumer Engineering: A New Technique for Prosperity uit, waarin ze producenten wijzen op het belang
van planned obsolescence of geplande veroudering.
Ze verkondigen dat nieuwe producten minder duurzaam moeten zijn. Dit kan bewerkstelligd worden via technische of modieuze weg, bijvoorbeeld door vervangstukken of voorgaande
modellen uit de handel te halen. Op die manier wordt de consument verplicht aan een hoger tempo nieuwe producten aan te schaffen. Dit soort marketingtechnieken moet een massaconsumptie op gang brengen. Sinds de standaardisatie vanaf het begin van de twintigste eeuw is massaconsumptie een noodzakelijk gevolg van massaproductie, wil de economie in een positieve balans blijven.
Ik koos deze quote over planned obsolence omdat het gelijkloopt met het onderwerp dat ik wil bespreken in mijn paper over hoelang je iets kan gebruiken. Planned obsolence is een manier om geld te verdienen door producten te ontwerpen om nutteloos, snel ouderwets, of snel veroudert te worden. Dat betekent helaas ook dat deze ‘verouderde’ apparatuur zich in een alarmerend tempo op de stortplaats opstapeld. De consument heeft weinig tot geen keuze nog om deze economische strategie tegen te gaan, als je gsm kapot is kun je er zelf niet veel aan doen behalve een nieuwe kopen.
Als consument kun je proberen om producten te kopen die van bedrijven die niet werken met planned obsolence. Bijvoorbeeld bedrijven die proberen om ecologisch bewust te zijn. Maar ook dit kan een valstrik zijn omdat ecologisch bewust zijn trendy is de dag van vandaag zijn er heel veel bedrijven die een groene sticker op hun product plakken maar in de werkelijkheid niets of te weinig doen om hun product goed voor het milieu te maken. Ook producten die werkelijk een groene sticker verdienen spelen mee in de massaconsumptie en zijn vaak slecht voor het milieu. Mensen kopen bijvoorbeeld een elektrische wagen omdat deze nieuw en hip is en goed voor het milieu ookal hebben ze een perfect goede auto in hun garage staan. Ook dit is planned obsolence maar dan met een groen product. Hun oude auto verder gebruiken en pas als deze kapot is een nieuwe milieuvriendelijke elektrische auto kopen is veel beter voor het milieu.
Een ander ding dat de consument kan doen om niet slachtoffer te vallen aan deze planned obsolence is producten herbruiken en repareren tot het werkelijk niet meer bruikbaar is. De consument stelt zich dus de vraag ‘Hoelang kan ik dit gebruiken?’ Dit principe is voor elektronische producten voor veel mensen niet of nauwelijks toepasbaar omdat veel mensen niet genoeg kennis hebben over hoe electronica werkt om dit toe te passen. Maar bij vele producten is dit wel makkelijker zoals bijvoorbeel kleren. Je kunt je kleren altijd doorgeven aan iemand als ze jou niet meer passen of je ze niet meer mooi vind of je kunt je stuks naar een 2dehandswinkel brengen. Op deze manier leeft je product langer. Kapotte kleren kun je vaak makkelijk repareren en zelfs het zichtbaar repareren is trendy nu. Het stuk krijgt meer karakter en kan hierdoor volgens mij een echt wild ding worden.
Een voorbeeld hiervan is Kintsugi wat de Japanse kunst is om gebroken potten te repareren. De breuklijnen blijven zichtbaar met goud tussen en het is dus op een heel zichtbare manier gerepareerd. Op deze manier heb je ook een inkijk in het leven van de pot.
Nog een voorbeeld is Boro en dit is een soort textiel die in Japan gemaakt werd uit stoffenoverschotten. Arme mensen hadden niet genoeg geld om volledige stukken stof te kopen dus kochten ze zakjes stoffenoverschot. De kledingstukken werden constant gerepareerd en doorgegeven. 1 gezin had maar een klein aantal kleren. Deze manier van werken kwam niet voort uit een milieu bewuste instelling maar kwam voort uit hun armmoede. Deze stukken stof hebben wel een heel uitgebreid leven en dat voel en zie je ook als je ernaar kijkt. Ook heel wilde dingen.
Uiteindelijk vind ik dat wilde dingen een antwoord kunnen zijn op de planned obsolence. Dingen die gemaakt zijn om weg te gooien kunnen geen wild ding worden denk ik en de mens (ik alleszins) heeft wel nood aan deze wilde dingen rondom zich.